Gister kwamen de ‘grote drie van Spanje’ bijelkaar om ‘het probleem Catalunya’ te bespreken en, bovenal, om de Spaanse eenheid tegen de afscheidingsbeweging te tonen. Het betreft de nog in leven zijnde ex-presidenten die Spanje heeft gehad na het Franco regiem. Deze periode wordt de ‘democratische overgangsperiode’ genoemd. Gedurende deze 40-jarige periode waren de politieke partijen van deze ex-ministers eeuwige rivalen. Blijkbaar hebben zij in het probleem Catalonië hun gezamenlijke vijand gevonden en hun rivaliteit opzij kunnen zetten.
Gonzales van de Spaans socialistische partij PSOE: Deze was verantwoordelijk voor het opzetten en ondersteunen van de operatie GAL: een buitenwettelijke politie eenheid die zestien moorden op haar geweten heeft van vermeende ETA leden. Uiteindelijk moest Gonzales hierom in 1995 aftreden.
Gonzales vergelijkt Catalonië, geheel volgens de huidige mode, met Venezuela en president Puigdemont met Maduro. Hij zij dat Spanje zonder Catalonië geen Spanje meer zou zijn (dit klopt) en dat daarom afscheiding onmogelijk is en met alle middelen moet worden tegengehouden. Volgens hem is de eenheid van Spanje verheven boven alles, zelfs boven de Catalaans democratische wil om van Spanje af te scheiden.
Aznar van de huidige regeringspartij PP: Deze is, samen met Bush jr. en Blair verantwoordelijk voor de oorlog in Irak en alle gevolgen van dien, zoals de Daesh (Islamitische staat) en het daaruit voortkomend terrorisme. Uit electoraal belang loog hij over de aanslag in Madrid, met 192 slachtoffers, die vlak voor de verkiezingen in 2004 plaats vond. Hij en zijn ministers beweerden dat de ETA verantwoordelijk was voor die aanslag en hielden dit vol totdat vijf jaar later gerechtelijk werd bewezen dat het een islamitische aanslag betrof. Tijdens zijn bestuur en daarna, middels zijn denktank FAES, spoorde hij aan tot het Spaans nationalisme en centralisme en de afgunst tegen Catalanen. Dit laatste schijnt in Spanje electoraal lucratief te zijn.
Volgens Aznar zal Catalonië eerder in stukken opbreken dan Spanje. Iets wat hij reeds jaren eerder heeft beweerd, maar waar totnogtoe niet veel van is terecht gekomen. Schoorvoetend gaf hij toe dat een verandering in de grondwet misschien wel nodig is, maar slechts dan wanneer goed over die verandering is nagedacht en de benodigde meerderheid van 75% in het parlement er voor is, maar zeker niet op de korte termijn. Er zou moeten worden gedacht in de loop van drie a vier jaar. Volgens Aznar dient de grondwet, met name artikel 155, momenteel vooral om de Catalaanse autonomie op te kunnen schorten om het referendum te stoppen.
Zapatero, ook van de PSOE: Hij beloofde in zijn verkiezingscampagne en programma om een nieuw statuut voor Catalonië te steunen die het Catalaans parlement hem zou overhandigen. Met instemming van 92% in het Catalaans parlement werd een concept aan Zapatero overhandigd. Deze heeft met zijn regering het statuut dusdanig gestript dat ex-vicepresident van Gonzales vol trots vermelde dat ze het statuut kaalgeschoren hadden. Zapatero ontkende lange tijd de economische crisis, greep daarom niet in en ging stevig door met de overheidsuitgaven, met alle gevolgen van dien in de jaren daarna. Hij heeft ook nagelaten om enkele leden van het constitutioneel hof te vervangen van wie hun termijn reeds lang was verlopen. (Dit vergemakkelijkte de PP om aangifte te doen tegen het nieuwe statuut, inmiddels alsnog goedgekeurd door de Catalaanse bevolking in een referendum, bij het verouderde en gepolitiseerde constitutioneel hof. Dit hof verklaarde vervolgens in 2010 de belangrijkste facetten van het statuut onwettig, waaronder het voorwoord. In dit voorwoord werd gesteld dat Catalonië een natie is en dus het Catalaans de hoofdvoertaal moet zijn in het onderwijs en bij de overheid. Deze uitspraak van het constitutioneel hof was de definitieve start van het onafhankelijkheidsproces in Catalonië: daar de natie zelf buiten de grondwet werd verklaard voelden veel mensen zich niet meer bij Spanje horen.)
Zapatero vond dat het confronterende referendum, opgelegd door een dictatoriale regering en waar iedereen in Catalonië zich aan moet onderwerpen, alleen maar negatieve gevolgen zal hebben. Hij sloot zich bij de vorige sprekers aan niet veel te verwachten van een verandering in de grondwet. Hij ziet meer iets in ‘de politieke wil voor verandering’, notabene momenteel totaal afwezig bij de Spaanse politici.
Deze drie ex-presidenten zijn in meer of mindere mate hoofdverantwoordelijken voor ‘het probleem Catalonië’. Twee daarvan, Gonzalez en Aznar, zouden eigenlijk moeten worden berecht voor hun (mogelijk) crimineel handelen tijdens hun bewind. Tijdens hun presidentschap waren zij alle drie blind voor de belangen van Catalonië en hebben daardoor fout op fout (op fout) gestapeld. Zij hoopten waarschijnlijk dat door middel van deze meeting de Catalanen zich weer tot Spanje voelen aangetrokken. De indruk wordt echter gewekt dat het samenkomen van deze drie eerder heeft geleid tot het tegengestelde effect: uit veel reacties is te vernemen dat de verschijning van deze drie ‘politieke mummies’ zonder enige morele autoriteit, juist de wens bij de Catalanen versterkt om van Spanje te scheiden. De steun voor de drie ex-presidenten in de rest van Spanje is echter onvoorwaardelijk. De meeting zou dus ook kunnen worden gezien als een Spaanse aangelegenheid van unionisten die voor ‘nee’ willen stemmen en voor ‘minder democraten’ die het referendum verbieden.
Hoewel niet aanwezig op de meeting zelf, deed ook de huidige president van Spanje, Rajoy, via de pers een duit in het zakje als reactie op het wetsvoorstel voor het referendum. Hij zei dat het autoritair onafhankelijkheidsproces een delirium is die het nooit van de staat kan winnen. Dit leek een voorbode en aanmaning richting het constitutioneel hof. Nog dezelfde dag verklaarde dit hof de jaarbegroting van de Catalaanse regering ongrondwettelijk op de onderdelen voor de financiering van het referendum.
De Spaanse staat lijkt te werken als een goed geoliede machine: wetgevende, controlerende en uitvoerende staatsinstellingen werken in volle harmonie samen om het referendum tegen te houden. Enige blijk van scheiding van de drie staatsmachten, zoals het behoord in een democratie, lijkt in dit geval afwezig.