Redactioneel schrijven door Vicent Partal, Vilaweb, 20 Juli 2017
Gisteren werden we verrast door het nieuws dat men de ex-president van de bank Caja Madrid, Miquel Blesa, dood heeft gevonden. In theorie betreft het een zelfmoord door een schot van zijn jachtgeweer in de borst. Miquel Blesa werd afgelopen Februari veroordeeld tot zes jaar gevangenisstraf vanwege de ‘zwarte creditkaarten’ [1] van Caja Madrid. Hij was nog niet in de gevangenis opgenomen omdat hij nog in afwachting was van de definitieve uitspraak.
Het lag voor de hand dat zich een debat opende of Blesa zelfmoord heeft gepleegd of niet. De officiële lezing is dat hij zelfmoord heeft gepleegd. Maar de omstandigheden zijn vreemd. En de verdachtmakingen groeien temeer als we een feit meerekenen die geen discussies of speculaties toelaat. Vanaf het moment dat men het corruptieschandaal van de PP (Partido Popular) begon te onderzoeken, in de zomer van 2009, zijn op vreemde manier tien personen overleden die als algemene noemer hadden dat ze te maken hadden met de financiering van de partij of de verrijking van haar leden. In het begin waren dit onbekende mensen. De laatste doden hadden echter een grote politieke en media impact: Rita Barbera en Miquel Blesa. En je zou daar aan toe kunnen voegen de ex-penningmeester van de PP, Alvaro Lapuerta. Deze lag sinds 2013 in coma na een val in zijn huis, kort nadat hij in staat van beschuldiging werd gesteld.
Maar laten we alles eens in een context plaatsen.
De Catalaanse onafhankelijkheidsbeweging en de 15 Mei beweging [2] hebben een debat op gang gebracht van een kritische analyse hoe de huidige Spaanse staat functioneert. Een discussie die brak met waarden en die enkele sleutelfeiten naar boven haalden om te begrijpen wat er gaande is.
Het sprookje van de voorbeeldige overgang van dictatuur naar democratie, aangevoerd door Bourbon, is definitief ten gronde. En hoe meer informatie er boven komt over wat er toendertijd gebeurde en hoe meer informatie we tot onze beschikking hebben om welke redenen en hoe de staat heeft gehandeld, wordt het steeds duidelijker hoe al haar leiders zijn. De Spaanse staat is meer een economisch dan een politiek project. Meer concreet: een schandalig verrijkingsproject van enkele elitairen die het land naar de afgrond hebben gebracht, zonder enige schaamte of voorzichtigheid.
Enkele jaren geleden schreef Germa Bel (Catalaans econoom en parlementariër, vert.) een boek dat gelezen moet worden om alles te begrijpen. ‘Spanje met hoofdstad Parijs’ beschrijft de centralistische obsessie en de handelingen gedurende tientallen jaren om Madrid te veranderen in een economisch wereldcentrum, ten koste van de economische en investering rationaliteit. In het laatste nummer van het blad Eines, beschrijven diverse auteurs een beeld van de realiteit van de staat en gaan zelfs verder en zouden de titel kunnen geven: ‘Spanje met als hoofdstad Moskou’. De vergelijking die Oscar Pazus maakt tussen het Russische kapitalisme en het Spaanse zijn zowel afschrikwekkend als indrukwekkend. En daaruit kan ieder zijn conclusies trekken.
En dan nu de getallen op tafel. Als we alleen de Europese fondsen beschouwen, zonder de fiscale uitkleding (van o.a. Catalonië, vert.) vinden we dat Spanje tussen 1985 en 2010 een pakket van 230 miljard Euro’s schoon aan EU hulp heeft ontvangen. Als we van dit bedrag de Spaanse bijdragen aan de EU aftrekken, is de resulterende winst 80 miljard Euro in het voordeel van de Spaanse staat. Om een vergelijking te geven: het Marshall plan gaf aan Europa 58 miljard Euro’s. Dat wil zeggen: Spanje alleen heeft meer gekregen van de Europese Unie dan geheel West Europa van de Verenigde Staten van Amerika na de tweede wereldoorlog.
Van dit bedrag, dat vanaf 2010 wel bleef groeien maar niet meer in die mate als voorheen, ging 50% naar de financiering van grote openbare werken. In theorie om de staat te moderniseren. Maar veel van deze werken hebben economisch geen enkele waarde (bijvoorbeeld het absurde netwerk van de hogesnelheidstreinen) of dienen vooral om enkele particuliere bedrijven door een truc geld te laten verdienen met de uitvoer van deze werken (bijvoorbeeld het geval Castor [3]).
De bedrijven die hebben geprofiteerd van deze miljoenenregen zijn de grote emblemen van het Spaanse kapitalisme. Het zijn de grote bouwbedrijven (ACS, Acciona, Sacyr, OHL, Ferrovial en FCC) die met grote honger het publieke geld hebben opgebruikt. Er zijn de grote bedrijven die handelen met door de regering gereguleerde prijzen (Telefonica, Endesa, Repsol, Iberdola, en Gas Natural) en twee banken die daarachter opereren, of in er voor gaan (Santander en BBVA met CaixaBank op de hielen). Daarnaast zijn er de grote bedrijven die hotelketens vormen en een paar textielbedrijven. En dat is alles.
De draad tussen dit geheel en het Franco-ontwikkelingsmodel is overduidelijk, -bouw, toerisme en openbare regeling-. Tussen 1940 en 1960 waren projecten met betrekking tot de bouw en grote infrastructuren de meest directe manier om bedrijven te bevoordelen die pro-Franco waren. Op het moment van de democratische overgang (eind jaren zeventig, vert.) waren volgens de geschiedkundige Emmanuel Rodriguez zo’n twee honderd families de eenderde van de beursgenoteerde bedrijven bezaten. De liberalisatie die meekwam met het lidmaatschap van de EU vernieuwde dit beeld in die zin dat traditionele families en politieke partijen daar bijkwamen. Dit wordt aangetoond door het feit dat gedurende de democratische periode bijna 40% van de ministers werden opgenomen in de besturen van de grote bedrijven. Hiermee leidden deze ex-politici operaties om megabedrijven te creëren vanuit de politiek, zoals het geval is geweest met Caja Madrid.
Deze mix is de oorzaak van de situatie waarin wij ons vandaag de dag bevinden. Bij de Spaanse staat is sprake van vermenging tussen politiek en economie en deze is van dusdanige omvang zoals nergens in Europa wordt gevonden. In werkelijkheid gebruikt men de politiek om de economische privileges te onderhouden -dit is de enige verklaring waarom de PP gekozen blijft worden ondanks haar enorme corruptie-. En daar waar de politiek niet bij kan komen worden de bronnen van de staat toegepast, geprivatiseerd en ten dienste aan enkelen: justitie of politie. Alles kan en alles mag om het staatsmodel te beschermen dat, boven alles, een enorme goede handel is voor enkelen.
Daarom heeft de Spaanse staat ongelofelijke economische besluiten genomen die alleen in deze context kunnen worden begrepen. Zoals het cadeau geven van zestig miljard euro aan de noodlijdende banken om deze te redden. Vergelijk dit eens met wat er is gebeurd in Nederland waar de regering tien miljard euro in de ING bank heeft geïnjecteerd om haar te redden en dit geld met rente heeft terugverdiend. Op deze manier won de Nederlandse regering zes miljard Euro.
Maar de vreugde van het staatsmodel (Solchaga kwam tot de uitspaak dat de Spaanse staat dé plek op de wereld is waar je het meest gemakkelijk rijk kunt worden) verkeerd om verschillende redenen reeds geruime tijd in een crisis, waarvan de wereldwijde financiële crisis de meest belangrijke oorzaak is. Plotseling bevind de staat, en de volksstam die haar leidt, in een dramatische situatie, met een onbetaalbare overheidsschuld, daarbij opgeteld het bijna lege reservefonds en het centrum van de macht omsingelt met beschuldigingen van corruptie. Alles wat gedurende jaren het geld was dat vrolijk van de ene bank naar de andere bank vloog, is veranderd in directe en concrete bedreigingen waaruit blijkt hoe verrot de staat is, en hoe onherstelbaar. Binnen drie maanden, trouwens, van het belangrijkste afscheidingsproject waar deze mensen nooit iets aan hebben willen doen, namelijk de onafhankelijkheid van Catalonië.
Dit is de context die de zenuwachtigheid verklaard in die ook een verklaring zou kunnen zijn van wanhopige beslissingen. Het spijt me voor de lange tekst, maar gezien vanaf afstand verduidelijkt dit het beeld.
noten van de vertaler:
[1] De zwarte creditkaarten werden toebedeeld aan de bankdirectie en bevriende contacten ter compensatie omdat een grens aan bonussen was opgelegd als gevolg van de financiële crisis. De uitgaven gedaan met deze kaarten werden niet gedeclareerd, vandaar de naam. Het betreft banken die door overheidshulp zijn gered. Er volgde een rechtszaak over deze praktijk.
[2] Protesten tegen de bezuinigingen in Madrid op het plein Porta del Sol en in Barcelona op Plaça Catalunya. Uit deze protesten ontstond de politieke partij Podemos (Wij kunnen) onder leiding van Pablo Iglesias.
[3] De mislukte opslag van reserve gas in de zeebodem die aan de kust van Catalonië en Valencia grondtrillingen veroorzaakte. De noodzaak van deze opslag was dubieus. Het bedrijf kreeg toen de schade van 2,3 miljard Euro van de Spaanse staat per omgaande terug. Dit was geheel volgens het contract, dat een ontsnappingsclausule bevatte indien het project mocht mislukken. Geologische bureaus, waaronder Shell, hadden vooraf gewaarschuwd dat gasopslag daar niet mogelijk was. Daarom gaf de Catalaanse regering geen toestemming voor dit project voor haar kust, in tegenstelling tot de PP regering van Valencia.