Nee tegen Spaanse president?

Deze week wordt in Spanje gekenmerkt door de presentatie van Pedro Sánchez, van de socialistische PSOE partij, in het Congres van Afgevaardigden als nieuwe president. In Mei 2018 diende Sánchez een motie van wantrouwen in tegen de toenmalige regering van Mariano Rajoy (Partido Popular, PP) als gevolg van de corruptieschandalen. De Catalaanse onafhankelijkheidspartijen ERC en JxCat steunden de PSOE daarin zonder enige tegenprestatie, in de hoop dat Sánchez open zou staan voor onderhandelingen over een referendum over de Catalaanse onafhankelijkheid. Deze gedachte bleek echter een illusie. Want wat betreft dit thema bleek Sánchez en zijn PSOE partij, die de opschorting van de Catalaanse autonomie onder het mom van grondwetsartikel 155 had medeondertekent, net als de PP onverbiddelijk. Toen Sánchez zijn jaarbegroting in het Congres aan een stemming onderwierp, stemden de Catalaanse partijen tegen uit onvrede daarover. Dit betekende het einde van de gratis ondersteuning aan de socialistische regering en leidde tot de vervroegde verkiezingen op 28 April jongstleden. De derde regering in vier jaar tijd was gevallen als een direct of indirect gevolg van het Catalaanse conflict. Als gevolg van de teleurstellende houding van Sánchez was de verkiezingsbelofte van de Catalaanse onafhankelijkheidsartijen JxCat en ERC dat men een nieuwe Spaanse regering pas zou steunen indien deze bereid zou zijn om te onderhandelen over een Catalaans referendum.

Voor het eerst sinds het Franco regiem verkreeg een ultrarechtse, fascistische partij (Vox) weer zetels in het Spaanse Congres. Een coalitie tussen PP, Ciutadans en Vox haalden echter geen meerderheid om te kunnen regeren. Er vonden informatierondes met koning Felipe VI plaats (deze heeft hierin een politieke rol) en gespreksronden tussen Sánchez, de leider van de meest gekozen partij, en enkele politieke partijen. De meest voor de hand liggende regering zou een coalitie zijn tussen de PSOE en Podemos, beide partijen van linkse signatuur, en met ondersteuning van enkele kleine partijen, zoals de Baskische en de Catalaanse. Volgens de Spaanse wet moet de leider van de grootste partij, of een andere presidentskandidaat, zich binnen drie maanden na de verkiezing in het Congres presenteren met een regeringsvoorstel. Op dat moment zouden de onderhandelingen dan dus moeten zijn afgerond om een coalitie vormen. Sánchez begon pas in de week voor zijn presentatie op 22 Juli met serieuze onderhandelingen met Podem. Gedurende de afgelopen drie maanden heeft hij niets gedaan, behalve het negeren van de Catalaanse partijen welke hij zelfs niet eens uitnodigde voor een informatiegesprek. De formatiegesprekken tussen Sánchez en de leider van Podem, Pablo Iglesias, verliepen echter zeer stroef. Sánchez wil geen ministers van Podem in zijn regering. Zijn excuus was dat Iglesias over politieke gevangenen en zelfbeschikkingsrecht van de Catalanen spreekt. Dit is voor Sánchez onacceptabel. Volgens hem zijn zij gevangen politici die een misdaad hebben begaan en daarvoor worden berecht. Uiteindelijk deed Iglesias een stap opzij en zou zelf geen minister worden. Zijn leef-en partijgenoot kreeg aangeboden om vicepresidente te worden. Het bleek echter om een symbolische post te gaan zonder enige verantwoordelijkheid. Andere leden van Podem zouden andere, weinig betekenende sociale ministeries krijgen. De belangrijke staatsministeries zoals Buitenlandse Zaken, Financien, Binnenlandse Zaken en Defensie houdt Sánchez voor zijn eigen partij. De onderhandelingen tussen de politieke partijen PSOE en Podem vonden tijdens de presentatie van Sánchez als president in het Congres nog steeds plaats. Maar het leek er sterk op dat ze zouden mislukken.

Dat bleek ook uit de toespraak van Sánchez en zijn antwoorden op de vragen van de verschillende politieke groeperingen in het Congres. Hij presenteerde zich op uitzonderlijk hooghartige manier en beledigde direct zijn aanstaande coalitie partner door aan de PP te vragen om zich van stem te onthouden zodat hij Podem niet nodig zou hebben. In zijn anderhalf uur durende toespraak noemde hij niet eenmaal het Catalaanse politieke conflict en hoe hij dacht dit op te gaan lossen. Toen de leider van de PP hem hierop aansprak, zei Sánchez dat hij het heeft gehad over gezondheidszorg, onderwijs, armoedebestrijding, investeringen in infrastructuur et cetera. En dat heeft betrekking op alle autonome gebieden van Spanje, inclusief Catalonië. Het heeft geen zin om Catalonië, of welk autonoom gebied dan ook, apart te benoemen. Het probleem van Catalonië is de verdeeldheid binnen haar samenleving. Het is geen politiek conflict met de Spaanse staat, zo zei hij. Sánchez ontkent Catalonië dus als een politiek onderwerp en negeert daarmee het grootste probleem dat Spanje momenteel heeft en direct zou kunnen leiden tot het einde van de Spaanse staat zoals we die nu kennen.

Ook de Catalaanse onafhankelijkheidspartij ERC, geleid door Gabriel Rufián, kreeg een veeg uit de pan van Sánchez. Deze partij wilde zich van stem onthouden om de coalitie van de linkse partijen PSOE en Podem niet in de weg te staan. Hiermee bood de partij hem dus opnieuw, net als in Mei 2018, haar onvoorwaardelijk steunen, Als een ouder tegen een klein kind zei Sánchez: ‘Hebben jullie nog steeds niet geleerd dat jullie geen aspiraties kunnen maken op de Catalaanse onafhankelijkheid?’ Sánchez refereerde hier naar het politiegeweld tijdens het referendum, de gerechtelijke vervolgingen, de ballingen, de politieke gevangenen en de opschorting van de Catalaanse autonomie. Dit is natuurlijk een zware belediging tegen de Catalanen die door het politiegeweld werden mishandeld en tegen de onafhankelijkheidspartijen waarvan hun leiders in de gevangenis en in ballingschap zitten, waaronder vier Congresleden wiens lidmaatschap er van is ontzegd en geen stemrecht hebben. Sánchez wil dus, net als de rechtse, ultrarechtse en fascistische partijen, geen onderhandelingen met Catalonië maar totale onderwerping en vernedering. De enige manier om aan deze culturele genocide te ontkomen is de onafhankelijkheid van een Catalaanse Republiek.

Eerder had de Catalaanse partij JxCat nog twijfels om zich van stem te onthouden. Voor deze partij was het na de toespraak van Sánchez reeds duidelijk dat zij tegen hem zouden stemmen. “We hebben 155 redenen om ‘Nee’ te stemmen” en “Indien de eenheid van Spanje moet worden verdedigd met geweld en onderdrukking, dan is dit streven niet meer legitiem” zei Laura Borràs in haar betoog. Na de schoffering van Sánchez tegen ERC was deze ook om en stemde ‘Nee’ tegen de aspirant president. Hij verloor hiermee de eerste stemming in het Congres voor zijn presidentschap. Hij had daar een absolute meerderheid (176 stemmen) voor nodig en brak daarmee zijn eigen record met het het hoogste aantal stemmen tegen (170) die een aspirant president ooit had gekregen. Op donderdag vind een tweede stemming plaats waarbij hij een gewone meerderheid nodig heeft.

Indien de onderhandelingen met Podem tot een coalitie leiden, is de kans reëel dat ERC zich alsnog van stem zal onthouden en daarmee passief de coalitie zal steunen. Met deze totale ommekeer van ERC voelen de Catalaanse kiezers zich sterk bedrogen. Het partijmechanisme in Spanje, en ook in Catalonië, is zeer star en sterk gericht op de korte termijn en directe stemmenwinst. Het lijkt er op dat de Catalaanse politieke partijen zich niet gezamelijk achter haar bevolking kan scharen voor de onafhankelijkheid van Catalonië. Uiteindelijk zal dit conflict door de bevolking zelf vanuit de straat, door het bieden van vreedzame weerstand en wettelijke ongehoorzaamheid, moeten worden beslecht. De plannen daarvoor zijn al in de maak.


Posted

in

by

Tags: