Drie maanden duurde het gerechtelijke proces tegen de Catalaanse leiders in het Spaanse Hooggerechtshof omdat zij een referendum hadden georganiseerd over de onafhankelijkheid van Catalonië. Enkele weken daarna schreef de openbare hoofdaanklager van Spanje, Maza, zijn aanklacht ‘Zij zullen hard vallen’. Deze leek eerder op een revanche dan een juridisch, op feiten gebaseerde aanklacht en noemde het referendum een staatsgreep. De regering van Puigdemont werd aangeklaagd als een misdadige organisatie die oproer met gewapend geweld zou hebben gepleegd. Om dit gewapend geweld te onderbouwen hadden zij, volgens het OM, de steun van de Catalaanse politie. Tot dat moment had nog niemand het zo gezien, want niemand had, afgezien van het politiegeweld, geen militaire oproer van de Catalanen waargenomen. Maar de unionistische politieke partijen en de Spaanse pers haakten er gretig op in en publiekelijk werden de de Catalaanse leiders gedurende de afgelopen anderhalf jaar reeds veroordeeld.
Gebaseerd op de rapporten van de de Guardia Civil en Policia Nacional schreef onderzoeksrechter van het Hooggerechtshof Llarena zijn bevindingen dat aanleiding gaf voor het gerechtelijk proces. De talrijke onregelmatigheden, ook wel bekend als ‘procedurefouten’, zijn welbekend, met name bij de justitie in Schotland, België en Duitsland. Deze laatste besloot om president Puigdemont vrij te laten en hem niet uit te leveren op basis van oproer, want het hof van Sleeswijk-Holstein zag geen geweld van zijn kant. Daar de Spaanse justitie hem niet uitgeleverd wilde hebben voor slechts wettelijke ongehoorzaamheid, liet Llarena het Europese uitleveringsbevel vallen. Alleen in Spanje wordt Puigdemont aangeklaagd voor oproer en zal worden gearresteerd indien hij voet op Spaanse bodem zet. Dit feit alleen al is een juridische barbariteit de de Europese eenheid en het Schengen verdrag tenniet doet.
Gedurende ruim 50 hoorzittingen van het gerechtelijk proces passeerden een 450 getuigen de revue, waaronder de aangeklaagde burgerleiders en de politici zelf, ex-president Rajoy, zijn vicepresidente en de ministers van BiZa en die van financien, leiders van de politiecorpsen Mossos d’Esquadra, Policia Nacional en Guardia Civil, en agenten die bij de protestdemonstraties en het referendum aanwezig waren, burgers die de stokslagen van de Spaanse politie te verwerken kregen en onafhankelijke specialisten die hun mening over verschillende thema’s gaven.
Ook gedurende de hoorzittingen vonden vele ‘procedurefouten’ plaats. Het meest opmerkelijke was dat internationale waarnemers geen plaats in de rechtszaal kregen, dat de verdediging vele vragen niet mochten stellen daar zij ‘niet relevant zijn voor het hof’, niet de video’s mochten tonen om de beweringen van de 200 Spaanse politieofficieren te weerleggen en het opvallende verschil in behandeling tussen de getuigen van de aanklagers en die van de verdediging door voorzittend rechter Marchena. De video’s werden in een aparte sessie na elkaar getoond, waardoor de effectiviteit van de verdediging voor een groot deel verloren ging.
Na dit proces van 50 hoorzittingen en welke 3 maanden in beslag nam, lijkt het of er niets is gebeurd. Het OM houdt voet bij stuk en heeft nagenoeg niets in haar voorlopige aanklacht (van voor het proces) veranderd. Afgezien van een enkel detail met betrekking tot misbruik van overheidsgeld en details met betrekking tot de getuigenis van majoor Trapero en commissaris Lopéz van de Mossos d’Esquadra. Deze vormen de sleutel in de aanklacht waarop de bewering is gebouwd dat de Catalaanse regering het politiecorps van 17.000 man als gewapende eenheid inzette voor het realiseren van de onafhankelijkheid. Met name drie vergaderingen van de Mossos met leden van de Catalaanse regering zijn erg belangrijk. Het was de enige keer in het proces dat Marchena zich direct naar een getuige richtte. Hij vroeg Trapero toen wat er in deze vergaderingen besproken was. Trapero antwoordde dat hij tegen de politici gezegd had dat hij zich aan de wet en aan het verbod van het referendum door het Constitutioneel Hof zou houden. Het OM ziet deze getuigenis dus als een belangrijk wapen om het tribunaal te overtuigen. Maar zij vermeld vooral een ander detail uit deze vergadering, namelijk dat de ‘geprocedeerde rebel’ (Puigdemont wordt nooit bij naam genoemd) aan het einde van de vergadering had meegedeeld dat hij direct de Catalaanse onafhankelijkheid zou uitroepen indien er bij het referendum (dodelijk) geweld gebruikt zou worden.
Ondanks de beweringen van de Catalaanse politietop dat zij de Spaanse wet zouden blijven respecteren, het oneens waren met de Catalaanse politici om het referendum door te laten gaan en zelfs overwogen om de Catalaanse politici in de dagen voor het referendum te arresteren, beweert het OM dat de Mossos d’Esquadra samenwerkten met de Catalaanse regering en de gewapende eenheid vormde die het geweld van oproer zou moeten onderbouwen.
Ondanks dat er geen enkel bonnetje, factuur of bankafschrift is getoond en de Spaanse minister van financien, samen met een stoet van ambtenaren, onder ede getuigt dat er geen enkele Euro door de Catalaanse regering aan het referendum is uitgegeven (Catalonië stond al enkele maanden vooraf aan het referendum onder streng financieel toezicht), eist het OM gevangenisstraffen wegens misbruik van 5 miljoen Euro overheidsgeld.
De aanklager stelt de Catalaanse politici en burgerleiders verantwoordelijk voor het politiegeweld op 1 Oktober 2017. De mensenmenigte lokte dit geweld uit toen zij als een menselijk schild de politie de toegang tot de kieslokalen versperdden. Dus niet de daders van het geweld zijn verantwoordelijk voor hun gedrag, maar degenen die het uitlokten.
De naam van president Puigdemont wordt gedurende het gehele proces angstvallig vermeden. De enige keer dat Puigdemont in zijn betoog voorkomt is wanneer Zaragoza beweert dat hij onterecht niet aan Spanje werd uitgeleverd door de rechtbank van Sleeswijk-Holstein. De aanklager betreurt dat de Duitse rechtbank geen geweld van Puigdemont zag, zonder dat dit in een proces met getuigen werd aangetoond. Het OM trekt de Duitse justitie dus in twijfel en legt tevens de bewijslast van onschuld bij Puigdemont.
Aanklager Jaime Moreno beweert dat Catalonië rond de dagen van het referendum een kruidvat was dat ieder moment kon ontploffen.
Aanklager Javier Zaragoza liet de meest opmerkelijke beweringen horen:
‘Het houden van een referendum blijft een misdaad, ondanks dat deze is gedecriminaliseerd.’ (Het referendum over zelfbeschikking werd in 2004 uit het wetboek van strafrecht is verwijderd.)
‘Het referendum van 1 Oktober 2017 was een gewelddadige staatsgreep.’ Zaragoza vergelijkt het referendum met de mislukte staatsgreep van 23 Februari 1981 door majoor Tejero van de Guardia Civil. Deze bezette toen het Congres met gewapende eenheden en gijzelde gedurende 24 uur de volksvertegenwoordigers. Tejero loste enkele pistoolschoten in de vergaderzaal van het Congres om de parlementariërs te intimideren en in Valencia reden tanks door straten. Maar Zaragoza beweert: ‘Het gewelddadig karakter van een opstand hoeft niet noodzakelijkerwijs van fysieke of van militaire aard te zijn.’ De ‘intimidatie door de mensenmassa tegenover de politie’ op de dag van het referendum en de ‘belegering’ van het Catalaanse ministerie van Economische Zaken op 20 September bestempelt hij als ernstiger dan de intimidatie door Tejero in 1981.
De straffen die het OM eist zijn dezelfde welke hij aan het begin van het gerechtelijk proces eiste. De hoofdschuldige in deze aanklacht is vicepresident Junqueras, want president Puigdemont is in Europa vrij man en kan daarom niet als de leider van een criminele organisatie worden aangemerkt. Rechtsgeleerde Javier Pérez Royo stelt dat dit grondwettelijk onmogelijk is, daar een president altijd eindverantwoordelijk is voor zijn regering. Maar een misdadige organisatie heeft nu eenmaal ook een leider nodig. Tegen vicepresident Junqueras wordt daarom 25 jaar gevangenisstraf geëist wegens oproer, wettelijke ongehoorzaamheid en verkwisting van overheidsgeld. Voor de meeste andere leiders wordt zeventien jaar gevangenisstraf geëist.
Alleen de landsadvocaat Rosa MarÃa Seoane heeft zich de intellectuele moeite getroost om haar aanklacht te veranderen van ‘gewelddadige oproer’ naar ‘aanzetten tot opruiing’ (sedicio). Voor dit laatste is geen militair geweld nodig om te worden beschuldigd. Zij vraagt daarom 12 jaar voor Junqueras en tussen de 7 en 11,5 jaar voor de andere politici en de burgerleiders terwijl, twee politici worden vrijgesproken van sedicio.
De advocaten zullen volgende week hun eindbetoog uitspreken. Zij zullen daarin om de onmiddellijke vrijlating van hun cliënten vragen. Zij voelen zich daarin gesteund door de uitspraak van de werkroep ‘Willekeurige gevangenneming’ van het Hoge Commissariaat Mensenrechten van de Verenigde Naties.
Een aantal deuren verder, in de vierde kamer van hetzelfde Spaanse Hooggerechtshof, besluiten rechters dat de overblijfselen van dictator generaal Francisco Franco niet kunnen worden verwijderd. De familie van Franco had daarom verzocht nadat president Pedro Sanchez belooft had deze weg te halen uit de tombe van de Vallei van de Gevallenen in ruil voor politieke steun. Het argument van het Hooggerechtshof is dat hij sinds 1 Oktober 1936 reeds staatshoofd van Spanje was en als zodanig moet worden geëerd. De genoemde datum is echter drie jaar voor de beëindiging van de gewelddadige en zeer bloedige burgeroorlog tegen de legitieme republikeinse regering. Deze oorlog begon met de staatsgreep door de militaire top op 18 Juli 1936. Op 1 Oktober 1936 werd Franco door hen als oppergeneraal aangesteld. Dat het Hooggerechtshof deze datum nu aanmerkt als het aantreden van Franco als staatshoofd, zou de burgeroorlog legitimeren als de verdediging van de gevestigde orde. Het Hooggerechtshof wast de staatsgreep van Franco en zijn dictatoriale regiem dat 40 jaren duurde dus wit. Historici zijn het er in het algemeen over eens dat Franco aan de macht kwam dankzij de oorlog die 1939 eindigde. De legitieme Spaanse en Catalaanse republikeinse regeringsleden werden in 1939 door ditzelfde tribunaal veroordeeld voor… gewelddadige oproer.
De geest van Franco waart nog in alle gelederen van de Spaanse staat, waaronder het Hooggerechtshof. Dit fenomeen, bekend als ‘sociologisch francoïsme’, wordt vaak toegeschreven aan de indoctrinatie in het onderwijs gedurende het dictatoriale regiem. Vandaag plukken we dus nog steeds de wrange vruchten dat de westerse geallieerden na de inval in Normandië, nu 75 jaar geleden, het fascistisch Spanje links hebben laten liggen.